TETETETETETE

Ontwikkelingsongunstige

opvoedingsrelaties

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoe vermijden waar het (p)referentieel beter niet om draait in de opvoeding ?

 

Zoals je voor jezelf iets centraal en op de voorgrond kan plaatsen, kan je dat ook voor en naar anderen toe. Zo kan je in de opvoeding voor een kind iets centraal stellen. Wat je voor een kind centraal stelt, heeft op termijn gevolgen voor wat voor het kind centraal komt te staan.

 

Hier willen we aandacht besteden aan een ongunstige opstelling naar een kind toe. Wat beter niet centraal komt te staan omwille van de ontwikkelingsongunstige invloed op een kind. Deze inzichten gaan terug op de klinische bevindingen van Jeffrey Young e.a. uitgewerkt in hun schemagerichte cognitieve therapie (1990, 1994).

 

Concreet maken we zelf voor de voorstelling van deze inzichten gebruik van een drie-assig model. In dit model wordt het belang beschreven van het aandacht en zorg besteden aan elk van de elementen : aan wat aan de orde is (een vraag, een opgave, een moeilijkheid, een conflict, ...), aan jezelf (hier als ouder), aan de ander (hier het kind), aan de relatie (hier opvoedingsrelatie), aan de context (leefomgeving) en aan het (referentie)kader (opvattingen, waarden en normen).

 

Bij het aandacht en zorg besteden is er een positieve en gunstige wijze om dit te doen, niet te weinig zodat een tekort ontstaat, maar ook niet te veel zodat een overdaad ontstaat.

 

In elk van de beschreven cellen kan evenwel een onevenwicht ontstaan een wijze van opvoeding die een negatieve en ongunstige uitwerking heeft op het kind en zijn ontwikkeling. Het gevaar en het risico ontstaat dan wanneer het kind en zijn ontwikkeling hierdoor in de verdrukking komen. Vooral wanneer een vaste relationele opstelling ontstaat en een vast opvoedingspatroon zich aftekent dat ongunstig is voor het kind en zijn ontwikkeling. Zeker wanneer dit zich eenzijdig en extreem voordoet.

 

Zo kunnen achtereenvolgens bij vervorming in de verschillende cellen volgende ongunstige opvoedingsrelaties beschreven worden met volgend ongunstig effect op de ontwikkeling van het kind. Zie aan de hand van de voorbeelden hoe het typisch gedrag van het kind verband kan houden met een manier van omgaan als ouder met het kind :

 

. in de cel vechten op contextniveau : een opvoedingsrelatie gekenmerkt door het stellen van eisen en voorwaarden aan het kind ten koste van het kind. Zo kunnen er een reeks voorwaarden gesteld worden om tegemoet te komen aan de ouders en andere volwassenen en hun verzuchtingen ten koste van het kind en zijn behoeften, dit om aanvaard en geliefd te worden. In het functioneren van het kind komt alzo het eenzijdig sterk gericht zijn op anderen centraal te staan. Dit kan de vorm aannemen van onderwerping, van zelfopoffering en van goedkeuring en erkenning zoeken.

 

Mike (9 jaar) deed voortdurend erg zijn best erbij te horen. Bang als hij was voor kritiek. Soms kon hij erg stil zijn en geen vin verroeren. Steeds had je het gevoel dat hij voor iets uitkeek. Vooral zo volwassenen in de buurt waren was hij poeslief en zocht hij voortdurend appreciatie. Soms evenwel, als hij alleen was met zijn jongere broer of zijn vriendjes kon hij hen tiranniseren. Hij verplichtte hen dan hem onvoorwaardelijk te erkennen en te volgen als leider, zoniet hoorden ze er gewoon niet meer bij. Als zijn ouders hier achter kwamen, keurden ze dit erg af. Ze eisten dan hij niemand zou afwijzen,  zoniet was hij niet langer hun liefste kind.

 

. in de cel vechten op (referentie)-kaderniveau : een opvoedingsrelatie gekenmerkt door het opleggen van een geheel van regels en normen en hoogstaande verwachtingen ten nadele van het kind. Zo kunnen er verplichtingen worden gesteld om te presteren, een model te zijn, geen fouten te maken, plezier en ontspanning ondergeschikt te maken en zo zichzelf in functie te stellen van het beantwoorden aan hogere idealen eerder dan aan spontane persoonlijke voorkeuren. In het functioneren van het kind komt alzo overmatige waakzaamheid en inhibitie centraal te staan. Dit kan de vorm aannemen van negativiteit en pessimisme, van emotionele remming en inhibitie, van onverbiddelijk hoge normen en overkritisch zijn en van bestrafferigheid.

 

Marisa (14 jaar) was nooit tevreden over zichzelf. Steeds vond ze een reden om ongelukkig te zijn. Nu waren het haar punten, dan haar onvriendelijkheid, soms haar gewicht. Steeds had ze kritiek op zichzelf. Op bepaalde momenten leek ze wel helemaal ontevreden over zichzelf. Ze kon dan heel eisend zijn naar zichzelf en anderen toe. Zij, noch anderen verdienden enige waardering. Zij kon niet rusten vooraleer alles tot in de puntjes was zoals ze zich voorhield. Het ergste was dat ze ook dan nog twijfelde aan zichzelf en ze vond nog meer inspanningen te moeten doen om elk zwak punt in zichzelf weg te nemen. Het zich eens gemakkelijk maken was er niet bij, steeds wou ze alles in het oog houden en onder controle houden zodat niets onverwachts kon gebeuren. Zeker wou ze niemand teleurstellen en deed ze nauwgezet wat ze dacht dat anderen van haar verlangden.

 

. in de cel samenwerken : alhoewel deze cel de meest optimale opvoedingsrelatie weergeeft, kan bij een teveel een opvoedingsrelatie ontstaan gekenmerkt door overbescherming en –bezorgdheid en een zich inlaten met zowat alles als ouder. Zo kan er een kluwachtige relatie zijn waardoor het kind geen vertrouwen in zichzelf en eigen kunnen leert verwerven, ook omdat dit niet door de omgeving wordt bevestigd. In het functioneren van het kind komt alzo verzwakte autonomie en verzwakte prestatie centraal te staan. Dit kan de vorm aannemen van afhankelijkheid en incompetentie, van kwetsbaarheid voor gevaar en ziekte (waarvoor bang), van kluwen en niet ontwikkeld zelf en van falen.

 

Tom (12 jaar) had gemakkelijk het gevoel niemand te zijn. Als op school gevraagd werd over zichzelf te spreken, wist hij gewoon niet wat zeggen. Hij kon zich geen enkele positieve eigenschap bedenken. Wel wat hij niet kon of waar hij bang voor was. Hij wilde alles wel heel zorgvuldig en bedacht doen, maar als het op handelen aankwam, lukte het hem maar moeizaam. Hij was zeer onzeker en zocht voortdurend hulp. Thuis werden ze stilaan steeds meer ongeduldig om dit aarzelend zijn. Ze vonden steeds minder redenen en gelegenheden om hem te kunnen prijzen. Steeds meer merkten ze dat hij op hen als ouders rekende om moeilijkheden te overwinnen. Soms moesten ze hem echt over de drempel heen helpen. Als ouder stelden ze dan vast dat ze het in feite van hem overnamen. Dat zelfvertrouwen van hem dat maar ontbrak. Gelukkig dat ze hem konden tonen, dachten ze, wat niet aarzelen was,  wat het was iets zelfstandig op te pakken zonder hulp, hoe je dit moest doen, net als zijzelf.

 

. in de cel aanpassen : een opvoedingsrelatie gekenmerkt door een te grote toegeeflijkheid en te veel vrijheid en ruimte geven aan het kind. Zo is men geneigd zich aan te passen aan het kind, het in te volgen in zijn wensen en voorkeuren met zeer weinig aandacht aan zichzelf, of het op te geven nog iets van het kind te verwachten. In het functioneren van het kind komen alzo verzwakte grenzen centraal te staan. Dit kan de vorm aannemen van gerechtigd zijn en grandiositeit, en van onvoldoende zelfcontrole en zelfdiscipline.

 

Fien (7 jaar) kon echt vervelend doen zo ze haar zin niet kreeg. Zo kon ze halsstarrig weigeren nog maar iets te zeggen of te doen, totdat haar beide ouders inbonden en hun eis inslikten. Op andere momenten was ze dan weer erg druk en trachtte ze te bepalen wat elk moest doen. Zo kon ze het niet hebben dat anderen praatten of iets deden als zij iets wenste te zeggen of te doen waar ze haar mama of papa bij nodig had. Ze vond dan dat ze het recht had op de nodige aandacht van haar beide ouders. Om erger en verwijten te voorkomen trachtten deze dan aan haar grillen tegemoet te komen. Soms dreigde ze met het gevoel 'dat blijkbaar niemand om haar gaf'. Wat door haar kwetsende uitvallen en ongeduld naar haar omgeving toe, soms iets van waarheid in zich hield. Hierop panikeerde haar mama door te bewijzen hoe erg ze van haar hield. Haar papa had op zo'n moment iets van het te willen opgeven en haar gewoon haar gang te laten gaan.

 

. in de cel vermijden : een opvoedingsrelatie gekenmerkt door desinteresse en afwijzen van het kind mogelijk samenhangend met het moeilijk hebben of het niet aanvaarden van zichzelf. Zo kan er een tekort aan zorg, een onveiligheid, een tekort aan aanvaarding en respect voor het kind zijn, een geringe betrokkenheid zijn op het kind, affectieve koelheid of opvliegendheid, tot vijandigheid toe. In het functioneren van het kind komt alzo onverbondenheid en afwijzing centraal te staan. Dit kan de vorm aannemen van verlating en instabiliteit, van wantrouwen en misbruik, van emotioneel tekort en emotionele deprivatie, van defect en schaamte en van sociale isolatie en vervreemding.

 

Tine (16 jaar) was vaak van huis. Ze had het gevoel dat niemand haar daar miste. Zo waren er ook minder aanvaringen. Ze kon toch nooit iets goed doen. Dit was steeds zo geweest. Ze had zich als kind vaak het zwarte schaap gevoeld. Iemand op wie alles neerkwam, die het altijd had gedaan, als er wat fout liep. En ja, ze deed ook steeds minder moeite om met haar ouders rekening te houden. Als niemand haar moest, moest ze ook niemand. Ze ging haar eigen weg, zo onafhankelijk mogelijk. Ze zou nooit haar gevoelens getoond hebben, liever ook niet voor zichzelf. Liever deed ze wat stoer en ervaren, Of trachtte ze haar eenzaam gevoel te overstemmen door de kicks die ze zocht.

 

Hoe vroeger, hoe frequenter, hoe meer uitgesproken, hoe langduriger, hoe eenzijdiger deze opvoedingsrelatie als opvoedingsschema door een of beide ouders en bredere omgeving wordt aangewend hoe groter het risico dat het kind een complementair ongunstig functioneren ontwikkelt.

 

Functioneren dat in mindere of meerdere mate de vorm aanneemt van vroege onaangepaste schema's die het kind, later jongere en volwassene in zijn relationele omgang ernstig parten kunnen spelen.

 

Temeer omdat zulke schema's, zoals hoger aangegeven, niet zomaar snel ongedaan kunnen gemaakt of overwonnen worden. Alle reden dus om als opvoeders zulke overtrokken opvoedingsschema's te vermijden. Om zo het ontstaan van onaangepaste schema's te voorkomen die anders bij contact en in interactie gemakkelijk geactiveerd worden en zich op de voorgrond kunnen dringen en die de interactie en relatie vervolgens domineren en verstoren.

 

Alhoewel de hierboven geschetste gedragspatronen van voorbijgaande aard kunnen zijn en leeftijdsgebonden kunnen zijn of typisch voor een fase in de ontwikkeling, kan er bij voorkeur vooral aandacht aan besteed worden zo dit typisch gedrag voor langere tijd sterk en gemakkelijk op de voorgrond treedt, al op jonge leeftijd naar voor trad en zich blijvend herhaalt op een uitgesproken wijze.

 

Bron : www.opvoeding.be Themanummer E-Magazine  Ontwikkeling & Begeleiding

 

Meer lezen :
Young, J. E., Klosko, J., & Janzen, S. (2005). Leven in je leven: Leer de valkuilen in je leven herkennen. Amsterdam: Harcourt Book Publishers.
Young, J. E., Klosko, J. S., Weishaar, M. E., & Kaaij, P.  (2005).
Schemagerichte therapie: Handboek voor therapeuten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet alle opvoedingsrelaties ouder-kind zijn ontwikkelingsgunstig.

 

Hoe een ontwikkelingsongunstige relatie vermijden ?

 

Veelal heeft het te maken met een te.