Communicatieve ontwikkeling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1. Aandacht gevraagd

 

In de opvoeding van een kind is er veel aandacht voor de taalontwikkeling en voor de interactieve ontwikkeling. Ouders willen dat hun kind zo snel en goed mogelijk contact kan hebben met kinderen en volwassenen uit zijn omgeving en dat het er zo goed mogelijk mee kan omgaan. Ze besteden veel zorg aan het leren praten en leren opschieten met wie het te maken krijgt. Aandacht is er voor de taal en de interactie als tools.

 

Minder aandacht is er voor het communicatieve element in het gebruik van deze tools. Wat wordt met taal en interactie uitgedrukt en uitgewisseld. Hoe wordt iets met taal en interactie uitgedrukt en uitgewisseld. Wanneer het gaat om wat en hoe iets wordt uitgedrukt dan gaat het om communicatie van inhoud op een bepaalde wijze. Zowel de inhoud als de vorm zullen dan bepalend zijn voor wat wordt uitgewisseld.


2. Je inbreng als opvoeder of ouder

 

De communicatieve ontwikkeling van het kind begint bij jezelf. Hoe jij met het kind omgaat en hoe jij ertegen praat laat het kind al of niet, in meerdere of mindere mate toe iets over te brengen van zichzelf : van wat het ervaart, van hoe het zich voelt, welke behoeften het heeft.

 

Een kind kan hierbij ontdekken op welke manier het binnen zijn mogelijkheden dit best kan. Of het wel kan en zin heeft iets over te brengen ?  Helpt wenen om iets duidelijk te maken, hoe luid, erg of lang moet het wenen om je aandacht te trekken en een reactie te bekomen ?  Is het voldoende een signaal te geven dat er iets aan de hand is en informeer je dan zelf verder hoe je het kind kan tegemoet komen ?  Ben je met andere woorden responsief ?  Responsief zijn betekent dat je in de expressies van het kind de aanwezige (behoefte)signalen weet op te merken en er passend op weet te reageren, zonder dat je het kind steeds zijn zin geeft.

 

Moedig je door je aandacht en reactie het kind aan tot uiting te brengen wat het ervaart ?  Stimuleer je het kind passend zijn ervaren tot uiting te brengen  ?  Help je het kind expressiever te worden : de omgeving informeren over jezelf op een manier die ze uitnodigt hier aandacht aan te geven en passend op te reageren.


3. Jezelf als model

 

Stimuleer je hierbij het kind hoogte te nemen van wat je als omgeving tot expressie brengt ?  Geef je signalen die het kind kan begrijpen of vraag je dat het kind uit je reactie moet afleiden wat je wil uitdrukken ?  Gebruik je zolang het kind geen woordtaal kent een gebarentaal, een stemtaal, een lichaamstaal of neem je je toevlucht tot een gedrags- of middelentaal. Laat je horen via je stem, of zien via gebaren of je lichaam  wat je bedoelt ? Of ga je tot laten voelen via wat je doet of niet doet, of via welk middel je aanwendt, zoals strafmiddel ?  Bijvoorbeeld :  afnemen of ontzeggen van iets ?

 

Belangrijk hierbij is dat je het kind helpt hoogte te nemen en te reageren op wat het hoort en wat het ziet en het niet zover te laten komen dat het moet voelen wat je wil. Zo via je stemtaal reeds te oriënteren op je woordtaal om hoogte te nemen van wat je wil uitdrukken. Zo ook het kind helpt zich te oriënteren op wat je zegt en uitdrukt, eerder dan op hoe je iets zegt of iets uitdrukt. Op die manier kan het je ook helpen niets steeds verplicht te zijn je boodschap te verstoppen in hoe je iets zegt of uitdrukt. Bijvoorbeeld  : vriendelijk of onvriendelijk, uitnodigend of dwingend. Door dit zelf niet op te nemen je uit te drukken via hoe, maar er de voorkeur aan te geven je uit te drukken via wat, kan je hiertoe de basis leggen voor het kind.

 

Door zelf respectvol over te komen en je ongenoegen niet te richten tegen het kind maar tegen de situatie en wat het kind al of niet doet, vermijd je het zelfbeeld en het eigenwaardegevoel van het kind aan te tasten. Tegelijk zet je de toon en sta je model voor een respectvolle communicatie, waarin je terzake komt voor wat je anders wil en tegelijk het kind aanspreekt op zijn bijdrage hiervoor. Hierbij kan je dan focussen op hoe iets wel kan.

 

4. Ontdekken van communicatiekanalen en –talen

 

Een baby communiceert aanvankelijk erg met zijn lichaam. Reflexmatig bij pijn bijvoorbeeld : het trekt zich weg, of het krijgt de hik bij buikkrampen. Een baby communiceert ook bedoeld : het houdt op met zuigen, of het perst de lippen op elkaar wanneer het niet langer de zuigfles wil.

 

Heel snel communiceert het kind ook met zijn mimiek. Zijn gezicht is rustig, neutraal, ontspannen, of zijn gezicht toont onrust, onlust of ongenoegen en is gespannen. Van zijn gezicht kan al heel snel bij hem of haar aanwezige gevoelens aflezen.

 

Al heel snel communiceert het ook met zijn stem, ook al kan het helemaal nog niet praten. Zijn schreitoon wijst heel snel op een zeker ongenoegen of een zeker appél. Zijn vocaliseren rond 3 maand, zoals met zachte langgerekte geluidjes 'uh, uh' wijst op een zeker genoegen en voldaanheid. Zijn brabbelen rond 6 maand wordt enkele maanden later een sociaal brabbelen, waarin klanken terug te vinden zijn van de gehoorde moedertaal. Het nodigt je als ouder uit tot terugpraten of is een reactie op je praten en wordt er door gestimuleerd. Het kan naast het spel- en oefenelement de betekenis hebben van antwoorden, naderbij roepen, ongeduld uitdrukken, enzomeer.

 

Spontaan of mogelijk in reactie op jezelf begint het kind tegen het einde van het eerste levensjaar gebaren te maken die passen bij bepaalde realiteiten of gebeurtenissen. Zoals zijn mond opendoen om iets te krijgen, of wijzen om de aandacht op iets te vestigen. Als ouder heb je gemakkelijk de neiging om een aantal gebaren voor te doen. Bijvoorbeeld, zwaaien als iemand weggaat, of je schouder ophalen om aan te geven dat je iets niet weet. Vooral op het moment dat het kind de eerste woordjes tracht te zeggen kan het geneigd zijn wanneer dit nog niet helemaal lukt dit te ondersteunen met bepaalde gebaren. Zoals 'poe' voor poes en een strelend gebaar. Als ouder kan je je bewust trachten worden van die baby-gebaren en trachten ze te ondersteunen en te stimuleren. Ze kunnen als tussenstap voor de taalverwerving helpen in zich reeds communicatief lukkend te ervaren. Ook helpt het de overstap te maken van niet kunnen praten naar wel willen praten maar nog niet lukken, of nog niet helemaal lukken. Stilaan, zodra het kind beter kan praten, verdwijnen deze gebaren, ook al kunnen ze nog een zekere tijd samen voor komen. Denk aan neen zeggen en tegelijk met het hoofd schudden. Onderzoek zou wijzen op het gunstig effect van gebaren op de taalverwerving.

 

Zodra het kind de taal leert begrijpen en leert gebruiken gaat er communicatief een nieuwe wereld open. Het begrijpt nu eindelijk wat die volwassenen al heel de tijd zeggen. Bovendien kan het antwoord geven, of een antwoord uitlokken door eerst iets te zeggen. Deze taalcommunicatie houdt twee gevolgen in : het kind geraakt beter geïnformeerd en kan beter de omgeving informeren over zichzelf, anderzijds kan nu gerichter en wellicht meer invloed uitgeoefend worden op het kind, maar kan het anderzijds proberen ook invloed op de omgeving uit te oefenen. De uitwisseling wordt hierdoor intensiever.

 

In het tweede levensjaar ontdekt het kind dat als het op iets niet wil ingaan het dit kan doen met zijn gedragsreactie. Het wil niet aan tafel, het wil nog niet naar binnen of gaan slapen. Ook ontdekt het dat als het toch tot iets verplicht wordt, bijvoorbeeld zijn zus op zijn fietsje laten rijden, het iets kan doen om zijn zus het leven zuur te maken. Het vormt voortdurend met materialen een hindernis voor zijn zus. Het maakt een speelvriendje op om zijn zus te plagen. Zo ontdekt het kind de gedragstaal (niet aan tafel, niet naar binnen) en de middelentaal (materialen als hindernis, inschakeling van vriendje). Zo kan het je en zijn zusje iets laten voelen en zo duidelijk maken.

Zo ontdekt het kind de verschillende communicatiekanalen : zijn lichaam, zijn mimiek, zijn stem, zijn gebaren, zijn taal, zijn gedrag, middelen en anderen. Zo ontwikkelt in mindere of meerdere mate ook de diverse communicatietalen die bij deze kanalen horen : lichaamstaal, mimische taal, stemtaal, gebarentaal, woordtaal, gedragstaal en mediumtaal.


5. Welke signalen ?

 

Bij het gebruik van de verschillende communicatiekanalen en erbij horende talen ontdekt het kind uit de reacties van de omgeving stilaan wat wel kan en wat niet kan. Dit gebeurt op basis van de ervaren waardering en positieve reactie en de ervaren afkeuring en negatieve reactie. Zo ontdekt het al heel snel dat roepen, of slaan, of iets stukmaken helemaal niet kan. Zo ervaart het dat respectvol praten, negeren of bemiddeling vragen wel kan. Zo wordt zijn communicatie steeds meer een sociaal (aanvaard) communiceren.

 

Bij het gebruik ontdekt het kind ook stilaan in de verschillende specifieke groepen waarvan het deel uitmaakt, zoals het gezin, het kinderdagverblijf, nadien de school, de vriendenkring, de buurt, enzomeer wat de voorkeurtaal is die aandacht doet ontstaan en die de gewenste reactie uitlokt of er meest kans voor biedt. Zo kan het ontdekken dat het in de kleuterschool alles best kan vragen, maar dat dit thuis tegenover zijn broer(s) of zus(sen) weinig uithaalt en merkt pas invloed te hebben zo het iets laat voelen. Zo kan vastgesteld dat elke groep een signaaltaal aanwendt, taal waarop ze zelf vaak weinig zicht heeft. Een taal waarop gereageerd wordt met aandacht en reactie. Wordt een andere taal gebruikt dan ontstaat geen aandacht of treedt geen of weinig reactie op. Aan je zus of broer vragen om te mogen meedoen maakt weinig indruk, een stuk van je koek delen biedt wel de gewenste reactie. Een kind van drie à vier jaar is in staat zijn taalgebruik aan te passen aan met wie het praat. Het kan rekening houden met leeftijd, situatie en vraag naar informatie. Communicatie wordt veelal gebruikt om tot overeenstemming te komen en te kunnen samenwerken, veelal gebeurt dit in een spelcontext.


6. Communicatie op zich

 

Tussen de leeftijd van vijf en zeven jaar neemt de mondelinge communicatievaardigheid erg toe. Communiceren wordt steeds meer losgekoppeld van concrete (spel)situaties en specifiek gedrag. Het praten komt op zich te staan, wordt langer van duur, is samenhangend en vormt een geheel. Op afstand praten met elkaar komt meer in trek omdat het beter lukt, alles kan beter verwoord, ook als niets meer kan getoond of gezien. Vanaf acht jaar kunnen gedachten uitgewisseld en meer (doel)gericht met de taal omgegaan. Bijvoorbeeld, kunnen argumenten geformuleerd om iets te bekomen. In wat gecommuniceerd wordt geleidelijk steeds meer rekening gehouden met de voorkennis van de gesprekspartner. Ook kan steeds meer op een genuanceerde en doelmatige wijze gecommuniceerd, zoals hoofdzaken uitwisselen en blijven bij de vooropgezette hoofdlijn.

 

De communicatiekring breidt stilaan uit van de vertrouwde omgeving naar nieuwe contacten en hier kan steeds meer een functionele communicatie aan bod komen. Ook de eigen communicatie wordt steeds meer bewust en kan zo wenselijk beter afgestemd.


7. Sociale communicatie

 

Voor de omgang met andere kinderen en jongeren in spel- en groepsverband is sociale communicatie ontwikkeling erg belangrijk. Het kind moet zelf signalen aan de anderen kunnen geven en uitgezonden signalen tijdig en nauwkeurig weten opvangen. Het kind moet wat de anderen zeggen kunnen begrijpen en er passend op weten reageren rekening houdend met het ander kind en zichzelf. Het kind moet sociaal contact weten behouden en communicatief een uitweg weten vinden bij conflicten.

 

Ouders kunnen hiertoe in de omgang met hun kind de nodige oefenkansen bieden. Bijvoorbeeld, hun kind helpen in het opmerken wat je als ouder precies uitdrukt, het kind leren rekening te houden met wat je zegt, hoe zich uit te drukken zonder je boos te maken, hoe tot een vergelijk te komen, hoe uit te drukken wat het voelt en nodig heeft, hoe tijdig aan te geven wanneer iets het kind in moeilijkheden brengt, enzomeer.


8. Gevolgen ontwikkelingsvertraging

 

Een niet tijdig of voldoende op dreef komen van de communicatieve ontwikkeling zou als gevolg kunnen hebben dat het kind zich op een meer elementaire manier blijft uitdrukken. Het roept gemakkelijk, gooit met dingen of slaat. Het kan ook tot gevolg hebben dat het eerder aan de kant blijft, het staat er stilletjes bij of zit passief alleen. Ouders ervaren hun kind gemakkelijk als moeilijker in de omgang, weinig aandachtig of attentievol, meer actief en weinig in staat tot positieve gevoelsuitwisseling. Mogelijk hangt dit ook samen met het minder in staat zijn tot hoogte nemen en begrijpen van wat door de omgeving wordt uitgedrukt.

 

Het zich minder kunnen uitdrukken van wat het voelt en nodig heeft verhoogt het risico op teleurstelling en isolatie omdat aan zijn behoeften niet wordt tegemoet gekomen. Dit is zeker zo wanneer het kind naar school begint te gaan.

 

Probleemgedrag zou gemakkelijker voor komen bij een minder gunstige communicatieve ontwikkeling en er zou een samenhang kunnen zijn met een minder gunstige sociaal-emotionele en gedragscompetentie ontwikkeling. Zo kan taal het kind erg helpen om bij zichzelf sociaal minder gewaardeerd gedrag af te remmen en te kiezen voor wat sociaal de voorkeur geniet.


9. Gevoelens en communicatie

 

Ook al lukt het kinderen redelijk snel de omgeving te begrijpen en zich begrijpbaar te maken, toch mag niet te snel aangenomen worden dat het kind dit onmiddellijk zeer accuraat kan. Een kind voelt situaties vaak gemakkelijk aan, maar slaagt er daarom nog niet zomaar in dit aanvoelen, soms ook fysiek, nauwkeurig en volledig onder woorden te brengen. Wat je als ouder zegt wekt bij het kind gemakkelijk gevoelens op, maar deze opgewekte gevoelens zijn niet zomaar een getrouwe weergave van wat je meedeelt en bedoelt.

 

Een kind kan zich erg gespannen of onwennig voelen in een nieuwe situatie, maar zal dit ervaren mogelijk verwoorden in spanningsklachten, zoals beklemming of zich niet goed voelen. Als ouder bedoel je een opmerking te maken over iets dat je concreet in het gedrag van het kind veranderd wil zien, het kind kan dit gemakkelijk als aanval of afwijzing interpreteren.

 

Als ouder kan je het kind hierbij helpen door samen met het kind precies te achterhalen waarover iets gaat en waarmee iets samenhangt. Het gaat om iets niet vertrouwds en vandaar enige spanning. Het gaat niet om kritiek, maar het gaat om wat een gunstiger alternatief kan zijn voor wat je nu doet of nu gebeurt. Vooral het kind duidelijk te maken hoe het dit kan en te laten oefenen met gevoelens te benoemen en te verwoorden en ze te onderscheiden van situaties of gebeurtenissen waarmee ze samenhangen.


10. Bewuste communicatie

 

Communicatie is een vanzelfsprekend iets. Eigenlijk houdt elke interactie tussen ouder en kind communicatie in, ook al bedoel je het helemaal niet zo. Niet communiceren blijkt nu eenmaal niet mogelijk. Juist omdat het zo spontaan en vanzelfsprekend is krijgt het weinig aandacht, ook in de ontwikkeling. Dit blijkt ook zo in werken en onderzoek rond de ontwikkeling van het kind.

 

Toch kan ervaren dat heel wat interactieproblemen voor een deel te maken hebben met minder gunstige communicatie. Alle reden bijgevolg om ook in de ontwikkeling van het kind hier aandacht aan te besteden. Dit kan door als ouder meer bewust te worden van de communicatie van en met het kind. Op die manier krijg je er een beter zicht op, ook op de groei en evolutie en kan je er beter op inspelen. Zo kunnen er meer kansen gecreëerd en kan er meer mee geoefend worden. De opvoedingssituatie kan hiervoor de veilige basis bieden.


11. Beïnvloedbaar

 

Zo kan je ook aandacht besteden aan de link tussen de voorstelling van het kind en zijn communicatie. Zo kan je merken dat het kind op basis van wat het opvangt een voorstelling vormt die erg gekleurd is met wat in het kind zelf leeft en wat niet altijd precies verband houdt met wat concreet tot uitdrukking werd gebracht.

 

Anderzijds kan je soms merken, omdat het kind nog geen of geen precieze voorstelling heeft, deze erg kan beïnvloed worden door wat het in communicatie opvangt.

 

Hoe jonger het kind, hoe meer beïnvloedbaar het is door wat er in hem of haar zelf omgaat en door wat de omgeving aanreikt.


12. Typering en aandacht

 

Kijk hieronder naar wat typerend is voor de communicatie van het kind.

 

Kies hieronder wat je in de communicatieve ontwikkeling van het kind aandacht zou willen geven :

 

Lichaamstaal

Mimische taal

Stemtaal

Gebarentaal

Woordtaal

Gedragstaal

Mediumtaal

Sociale taal

Signaaltaal

Communicatie in samenhang met activiteit

Communicatie op zich

Sociale communicatie

Gevoelsgeladen communicatie

Ontwikkelingsvertraagde communicatie

Bewuste communicatie

Erg beïnvloedbare communicatie

 

Bron : www.opvoeding.be Themanummer E-Magazine Ontwikkeling & Begeleiding

 

 

 

    

                                                                                                      

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


In de opvoeding is er veel aandacht voor taal- en gedragsontwikkeling van het kind.

 

Minder aandacht is er voor hoe communicatie zich ontwikkelt bij het kind.

 

Door hier in de opvoeding meer op in te zetten zou het kind zichzelf expressief beter kunnen uiten en moeilijkheden meer communicatief weten aanpakken.

 

‘Wel veelal praten over prettige onpersoonlijke dingen,

maar hoe beginnen over moeilijke persoonlijke dingen, zoals gevoelens of bij een conflict ?’

WIN [Wat Is Nieuw]

Aandacht voor communicatie niet enkel voor taal bij ontwikkeling
Aandacht voor gedragstaal (wat zeggen met wat doen, zoals negeren of pestgedrag)
Aandacht voor middelentaal (wat zeggen met welk middel, zoals sociale media)
Aandacht voor signaaltaal (taal waar naar wordt geluisterd en waar op wordt gereageerd)
Aandacht voor gevoelsexpressie (hoe voelen en wat verkiezen bij gebeuren)
Aandacht voor eigen voorstelling en ervaring als buffer tegen beïnvloeding bij communicatie
Aandacht voor bewuste oefening (hoe uitpraten eerder dan uitvechten bij spanning en conflict)