Subsidiariteit

in de opvoeding

 

 

 

 

 

 

 

 

S u b s i d i a r i t e i t    i n    h e t    a l g e m e e n

 

Subsidiariteit is een veel gebruikt beginsel of principe dat gericht is op het kleinste, lichtste of dichtste middel of doel. Pas als het kleinste, lichtste of dichtste middel of doel niet werkt wordt er overgeschakeld op een hoger niveau. Het kleinere, lichtere of dichtere heeft altijd voorrang op het grotere, zwaardere of verdere zo even of zo meer geschikt, doelmatig of efficiënt. Het minder krachtige heeft met andere woorden voorrang op het meer krachtige. Zo het meer krachtige toch wordt ingeschakeld, dan staat het in functie of dienst van het minder krachtige om het meer krachtig te maken. Het schept dan de voorwaarden om het minder krachtige in kracht te laten toenemen. In feite vind je in subsidiariteit een omgekeerde hiërarchie. Het zwakste staat vooraan en bovenaan en het sterkste staat achteraan en onderaan. Het maakt deel uit van een dienstbaarheidsmodel en niet van een machtsmodel.

 

 

S u b s i d i a r i t e i t   a l s   g e r i c h t   o p   d e    k l e i n s t e   e e n h e i d

 

In die zin is subsidiariteit heel goed aan te wenden in de opvoeding. Daar staat in het bijzonder alles in functie van het kind en zijn ontwikkeling.

 

Concreet houdt subsidiariteit dan vooreerst in dat wat het kind als lager of lokaal doel kan, aan hem of haar wordt overgelaten, Ook het deel dat het kind reeds ontwikkeld heeft wordt aan hem of haar overgelaten. Enkel het deel dat nog niet ontwikkeld is, of het deel dat nog niet kan ontwikkeld worden, nemen de ouders tijdelijk waar. In die zin dat ze het kind helpen en ondersteunen om het deel dat kan ontwikkeld worden, zo snel mogelijk zelf voor zijn rekening te nemen. Concreet doen ze dit door via hun tussenkomst het kind te leren en ervaring te laten opdoen hoe iets zelf te kunnen.

 

Zo bieden ouders voor het deel waar mogelijk voor het kind, zo veel mogelijk kansen en gelegenheid voor zelfstandigheid als op zich, voor autonomie als los van anderen, voor zelfsturing en -planning, voor keuzevrijheid en eigen beslissing, voor engagement en verantwoordelijkheid, voor uitvoering en opvolging, en voor aanpassing en eigenheid. Alles zo dicht mogelijk bij het kind.

 

Dit moet mogelijk maken dat het kind zelf zo goed en zo veel mogelijk zelf aan zijn behoeften, noden, wensen en doelen kan tegemoet komen. Eerder dan afhankelijk te zijn en continu op zijn omgeving te moeten rekenen, die niet altijd precies hoogte weet te krijgen van de inhoud van de aanwezige behoeften en verlangens van het kind. De toepassing van subsidiariteit werkt emanciperend en responsabiliserend. Het laat competentieverhoging toe en moedigt het gebruik van eigen kracht en hulpbronnen aan. Het bevordert participatie en laat wederkerigheid toe, het vermijdt dat energie of middelen verloren gaan, maar schept net kansen en mogelijkheden.

 

 

 

S u b s i d i a r i t e i t   a l s   g e r i c h t   o p   h e t     k l e i n s t e    m i d d e l

 

Waar subsidiariteit in zijn eerste concrete betekenis gaat over de kleinste eenheid waar de voorrang aan wordt gegeven en die in het centrum wordt gesteld, gaat subsidiariteit in zijn tweede concrete betekenis over het kleinste middel dat de voorrang krijgt om een doel te bereiken. Het kleinste, lichtste en dichtste middel is vaak voldoende of beter en krijgt bijgevolg de voorrang en voorkeur. Het heeft meer invloed, effect of resultaat dan een meer ingrijpend middel. Het stoot meestal door zijn zachtheid en positiviteit op weinig weerstand. Zo blijft het kind open staan en kan het middel heel dicht bij het kind staan zonder op verzet te stoten. Hoe lichter, hoe dichter met andere woorden. Maar ook hoe dichter, hoe lichter kan volstaan. Hoe paradoxaal het ook klinkt, blijkt veelal de minst ingrijpende maatregel, tussenkomst of inschakeling het meest op te leveren. Bovendien kunnen op die manier veelal negatieve neveneffecten voorkomen worden. Soms blijkt een middel resultaat op te leveren omdat het kind zich gedwongen of verplicht voelt, maar werkt dit ongunstig door op een ander vlak omdat het kind daar over meer invloed beschikt. Zo kan je kind schijnbaar wel doen wat je eist, maar neemt het  meer afstand of lijdt je relatie eronder.

 

Het gebruik van een minst ingrijpend middel heeft als voordeel dat je kan werken met signalen naar elkaar en zo op communicatief vlak invloed kan uitoefenen. Dat je niet moet werken met handelen tegenover elkaar en niet op realiteitsvlak invloed moet uitoefenen. Communicatief kan je met wat je laat horen en wat je laat zien en niet onmiddellijk met wat je laat voelen resultaat bereiken. Je kan met zachte signalen als stemverhoging of je blik het kind je verwachting duidelijk maken. Ook kan je met aankijken en nabijheid het kind in de gewenste richting bewegen. Het vermijdt dat je met harde actie als dreigen met gevolgen of straffen opleggen moet reageren.

Zolang je met minder ingrijpende middelen kan blijven werken, blijf je in het binnengebied binnen de harmoniezone en is overeenkomst of een vergelijk meestal mogelijk. Zodra je naar meer ingrijpende middelen moet grijpen kom je gemakkelijk terecht in het buitengebied en verzeil je in de conflictzone waar je gemakkelijk met tegenstelling of polarisering te maken krijgt. Waar in het binnengebied de relatie gevrijwaard blijft, zal in het buitengebied de relatie er veeleer onder lijden of voor kortere of langere termijn beschadigd raken.

 

Een minder ingrijpende tussenkomst laat de geactiveerde kenschema's intact en vermijdt dat er andere kenschema's worden geactiveerd. Het beeld en begrijpen van je als ouder blijft intact bij het kind. Het beeld en kennen van zichzelf als kind blijft eveneens intact. Ook het beeld en het inschatten van de situatie blijft herkenbaar en verwordt niet tot een andere voorstelling van de situatie. Ik dacht te doen te hebben met een ondersteunende ouder, terwijl ik mezelf als waardevol kon blijven beschouwen. De situatie was er een waarin vertrouwen aanwezig was en een geloof in een goede afloop. Ik stel evenwel vast dat ik te maken krijg met een verwijtende ontgoochelde ouder die het geloof in mezelf op de helling zet. In de situatie ervaar ik alleen maar wantrouwen en een vrees voor het verder fout gaan. Waar ik voorheen dacht dat de reactie proportioneel in verhouding was met de aanleiding, merk ik nu dat het proportionele zoek is. Er is een disbalans in de plaats gekomen met een steeds verdere polarisering. Ik vrees dat de reacties en genomen maatregelen niet langer verantwoord zijn gezien de beperkte omvang, ernst en duur van het aanwezig probleem. Blijkbaar gaat het om een ander probleem dat wellicht te maken heeft met andere geactiveerde kenschema's en voorstellingen. Niet het kind dat onwillig doet, maar het onwillige kind; niet meer de ouder die strafferig doet, maar de vijandige ouder.

 

Het meer ingrijpende kan best slechts worden toegepast zo eerst het minder ingrijpende werd uitgeprobeerd en niet of minder effectief bleek. Zo meer ingrijpend wordt gereageerd, dan zal dat in functie staan van het minder ingrijpende voor de toekomst. Door het bieden van meer steun, meer hulp, meer instructie en uitleg, meer begeleiding, meer denken voor en opvolging, wordt getracht dit zo op te pakken dat dit minder in de toekomst nodig zou zijn. Dit doordat het kind meer zelfstandig en meer geëngageerd tot iets weet te komen. Dit door de ervaren cognitieve, emotionele en autonomie-ondersteuning. De sterkte die je als ouder ten toon spreidt staat in functie van sterkte-ontwikkeling bij het kind. De macht die je zo nodig aanwendt staat in functie van de machtsoverdracht aan je kind. Als tracht je zodra mogelijk een aantal rechten en privilegies af te staan aan je kind. Zo komt het zwaartepunt steeds meer bij je kind te liggen en niet blijvend bij jezelf die van buitenaf moet optreden en het kind tot actie moet brengen of begrenzen. Je schakelt je opgroeiend kind in voor zichzelf. Je helpt het zo verantwoordelijk te worden voor zichzelf.

 

 


S u b s i d i a r i t e i t   i n   d e   s a m e n l e v i n g

 

Ook buiten het gezin in de samenleving is subsidiariteit van toepassing. De ontwikkeling en de opvoeding van het kind is in de eerste plaats een gezinsaangelegenheid. Enkel als de ouders er zelf niet in slagen deze opdracht waar te nemen, neemt de school of de ingeschakelde hulpverlening deze taak of een deel ervan op vrijwillige of meer verplichte basis over. Lukt ook dit niet dan kunnen gerechtelijke initiatieven genomen worden om dit alsnog mogelijk te maken.

 

Telkenmale zal getracht worden het kind en het gezin zoveel mogelijk te betrekken en zelf in te schakelen met gebruik maken van bij voorbaat de minst ingrijpende maatregelen en initiatieven. De kleinste eenheid als doel met de kleinste middelen die werkbaar blijken vormen het werkterrein. Dit met als oogpunt om deze kleine eenheid en kleine middelen nog naar omlaag te kunnen brengen. Dit van omgeving over gezin tot bij kind. Dit van begeleiding over opvoeding tot bij zelfsturing van kind. Dit alles zo dicht mogelijk bij het kind en ter versterking van het kind.

 

 

 

S u b s i d i a r i t e i t   i n   h e t   c o n c r e e t

 

Geef aan waar je in je leef- of gezinssituatie de kleinste eenheid en het kleinste middel kan plaatsen.

 

Bron : www.opvoeding.be  Themanummer E-Magazine  Ontwikkeling & Begeleiding


                                                 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Subsidiariteit is een algemeen gebruikt beginsel dat voorrang geeft aan het kleinste doel of middel.

 

Ook in de opvoeding kan dit beginsel nuttig zijn.