Ondersteunen

eerder dan begrenzen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Als ouder kom je gemakkelijk bij begrenzen uit. Ook al vind je dit nodig, tegelijk overvalt je gemakkelijk het gevoel dat je dit niet steeds of niet voor alles kan doen. Hoe ondersteunen meer kansen geven, zodat je kind dingen kan verkennen, ervaren en leren en zo kan groeien, zonder evenwel in de problemen te raken en ontplooiingskansen te missen. Zo hoop je zelf ook wellicht een beter gevoel over te houden, omdat je het op meer positieve manier kan aanpakken en positiever kan overkomen.

 

Hoe kan je ondersteunen concreet aanpakken. Hierna vind je een aantal mogelijke aandachtspunten. Je kan kijken welke in je eigen situatie mogelijk van nut kunnen zijn of je kunnen inspireren.

 

Kijken en luisteren naar wat jongere wil en zien hoe, op welke manier en onder welke voorwaarden dit in welke mate kan.

 

Uitwisselen van behoeften en bezorgdheden, zoals als jongere bij vrienden willen zijn enerzijds en als ouder willen dat jongere geen gevaar loopt anderzijds en hoe beide samenbrengen en realiseren, zoals als je oudere broer meeging, dan bij vrienden en toch veilig.

 

Geen toevlucht zoeken tot principes, zoals ouders weten het beter door meer ervaring, of toevlucht zoeken tot realiteiten, zoals gevaarlijke omgeving of weg.

 

Uitgaan van hoe jongere de situatie en verwachtingen erin, zijn of haar eigen handelen en aandeel zelf ervaart, eerder dan uit te gaan van hoe jij de situatie en verwachtingen erin, zijn of haar handelen en aandeel ervaart.

 

Tien à twintig procent verschuiven of overdragen van gezag, verantwoordelijkheid, invloed en vrijheid, en samen nagaan of dit lukt.

 

Het gaat om leven en toekomst van de jongere zelf waar hij- of zijzelf in de eerste plaats zorg voor draagt en verantwoordelijk voor is en jij als ouder slechts tijdelijk en afbouwend mee zorgt voor draagt.

 

Jongeren helpen vooraf een voorstelling te vormen van wat iets inhoudt en welke gevolgen en mogelijke risico's iets impliceert.

 

Jongeren leren hun eigen kansen en toekomst niet in gevaar te brengen of op het spel te zetten.

 

Jongeren helpen op twee zaken te letten : enerzijds hoe bij hun leeftijdsgroep te kunnen horen en anderzijds hoe tegelijk zichzelf te blijven, zich te beschermen en veilig te stellen en geen onnodig risico te lopen.

 

Jongeren leren uitgaan van wat ze zelf denken, voelen en willen, en zien of wat anderen denken, voelen en willen hierin past of bij aansluit, en niet andersom.

 

Alle jongeren willen groot en sterk worden, zien hoe je hen hierbij kan helpen en ondersteunen. Tevens nagaan hoe je deze behoefte kan inschakelen om aan zelfzorg en zelfbegrenzing te doen.

 

Niet soms meer, maar soms minder, om meer te bereiken en te bewerkstelligen.

 

Liever minder gezag proberen uitoefenen en meer trachten over te dragen dan zelf meer gezag willen zodat alles aan je wordt overgelaten.

 

Keuzemogelijkheden aanbieden waardoor de jongere zich betrokken kan voelen en mee kan denken en beslissen.

 

Kijken wat de jongere reeds met succes en met lukken zelf opneemt. Samen nagaan hoe dit als model en garantie verder kan aangewend worden en kan uitgebreid worden op gelijkaardige wijze.

 

Samen stappen zetten richting meer autonomie en verantwoordelijkheid, laten afhangen van kunnen en aankunnen.

 

Aan vrijheid en autonomie verantwoording en verantwoordelijkheid koppelen.

 

Openheid in ruil voor vertrouwen.

 

Falen als leerproces en uit te leren laten benaderen, zo risico verminderen en stap dichter bij preferentiële trachten komen.

 

Ondersteuning bieden tegenover (zogenaamde) groepsdruk leeftijdgenoten.

 

Samen verkennen wat zou moeten gebeuren om iets probleemloos te laten verlopen. Wie, wat, enzomeer zou kunnen helpen.

 

Gewoonte bijbrengen oog te hebben voor mogelijke keerzijden en minpunten bij iets. Bijvoorbeeld, wat zou kunnen mislopen of een nadeel zou kunnen zijn.

 

Jongere laten ervaren en besef bijbrengen dat niet alles samen of tegelijk kan. Hoe het ene soms in de weg staat voor het andere.

 

Krachten doseren zowel van jongere als van jezelf als ouder.

 

Subsidiariteit hanteren als kleinste middel eerst en in de eerste plaats jezelf als jongere maximaal proberen inschakelen.

 

Verkennen en beroep doen op eigen krachten en deze van personen in onmiddellijke omgeving, zoals vrienden.

 

Zelf vaardigheden zo vroeg mogelijk doen verwerven, eerder dan met niet kunnen geconfronteerd te worden. Vaardigheden als vooraf afwegen, communiceren, leiding geven, weerstand bieden of houden bij iets.

 

Sterker maken, eerder dan verzwakken, o.m. toename zelfvertrouwen en positief zelfbeeld eerder versnellen dan vertragen of afremmen.

 

Startdoelen eerder dan enkel einddoelen, wegen eerder dan grenzen.

 

In het oog houden wat wordt geactiveerd en gedeactiveerd in een situatie, wat wordt getriggerd.

 

Welke kanten van jongere activeren en ondersteunen.

 

Wat tussen jullie beide mogelijk maken.

 

Kenschema invullingen als hoe je iets kent, samen overlopen en bijsturen.

 

Niet uitgaan van goed of fout, of juist of onjuist, of beter of slechter, maar van meer of minder kwaliteit en kwaliteiten.

 

Niet vastpinnen, maar groeimogelijkheid bieden.

 

Meta momenten om te overzien leren inbouwen, vooraf, tijd en openheid aanwezig.

 

Even uit situatie stappen, tussentijd voorzien.

 

Situatie hernemen als tweede kans inschakelen.

 

Ondersteuning in aandacht, zorg en welbevinden garanderen.

 

Hoe via aanwezigheid, nabijheid, waardevol-zijn, relatie, belangstelling, praten, betrokkenheid steun weten bieden.

 

Praten over en aangeven wat je zo waardeert bij jongere.

 

Vermijden weerstand op te wekken en medewerking trachten te stimuleren en te ondersteunen.

 

Leren zichzelf bij te sturen en te begrenzen (wat wel, wat niet, hoe wel, hoe niet) eerder dan dit aan je als ouder over te laten en dit van je te verwachten.

 

Samen verkennen hoe het rond iets te laten draaien (niet kritiek maar opmerkzaamheid, niet traagheid maar omzichtigheid, ...) en hoe het tegelijk ook nog rond iets anders zou kunnen draaien.

 

Samen verkennen welke kant of deel van zichzelf aan te spreken, bijvoorbeeld sterke kant en zelfzeker deel, mogelijk in de plaats van andere kant of ander deel, bijvoorbeeld zwakke kant en onzeker deel.


Geef hiervoor voor je eigen situatie aan hoe van ondersteunen gebruik te kunnen maken. Kies wat bruikbaar is in je situatie.

 

In de verhouding ouder kind heeft de laatste jaren een hele evolutie plaatsgehad.  Van een dirigerende houding door ouders is er over een pratende en onderhandelende opstelling steeds meer een ondersteunende houding  tegenover het kind op het voorplan gekomen. Veel ouders verkiezen ondersteuning te bieden, zo gewenst gaan ze de dialoog aan en slechts zo nodig kiezen ze voor een dirigerende opstelling.  Dit biedt enerzijds meer ruimte voor het kind, maar ook eigen keuzemogelijkheden en noodzaak.  Het geeft het kind de kans zelf sterker te worden en meer zelfsturend te werk te kunnen gaan en de nodige oefenkansen ervoor te krijgen in een omgeving die nog zo nodig voldoende bescherming kan bieden. Van externe controle door volwassenen wordt zo steeds meer overgestapt op de mogelijkheid en ervaring met eigen interne controle.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bron : www.opvoeding.be Themanummer E-Magazine Ontwikkeling & Begeleiding

 

 

 

 

  

 

 

 

 

    

                                                                                                      

 

 

 

 

 

 

 




 

 

 

 

Als ouder kom je gemakkelijk bij begrenzen uit.

 

Hoe ondersteunen meer kansen geven ?

 

Hoe controle door je als ouder verleggen naar controle door jongere zelf ? 

 

Zodat niet steeds aanwezige externe controle stapsgewijs vervangen wordt door steeds beschikbare interne controle door de jongere zelf.